– ‘Maak je klaar, soldaat,’ zei de sergeant-majoor, ‘je gaat morgen naar huis. Pak je spullen, we nemen morgen afscheid.
Ik was heel blij want ik ging zeven dagen eerder naar huis. In mijn hoofd speelde zich al af hoe blij Julia zou zijn als ze me zag. Beter gezegd, ik dacht het. Ze kwam me af en toe opzoeken, maar de ontmoetingen van een half uur zorgden er alleen maar voor dat ik haar daarna nog meer ging missen. Maar ik begreep dat ze studeerde en niet altijd bij me kon zijn.
En zo was het. De volgende dag ging ik, na afscheid te hebben genomen van de jongens, naar het station om mijn trein te halen. Zodra ik aankwam, kocht ik twee boeketten voor mijn moeder en Julia, waarna ik mijn moeders favoriete eclairs ophaalde en naar haar huis ging. Ik zat een paar minuten bij mijn moeder en rende toen meteen naar Julia. Mijn moeder begreep het en glimlachte naar me, zonder me tegen te houden. Ik stopte bij de winkel, kocht een paar snoepjes die Julia overal mee naartoe nam en tien minuten later stond ik voor haar deur met bloemen en chocolaatjes.
Lange tijd deed niemand open, en toen deed een kleine man in een badstof badjas met een kop koffie in zijn handen open. “Wie ben jij?” vroeg hij. Ik duwde hem opzij en liep de woonkamer in. Julia lag op de bank, maar toen ze me zag, stond ze meteen op en begon zich te verontschuldigen: “Je hebt een fout gemaakt.” Ik gooide de bloemen en het snoep opzij en vertrok. Ik had immers nooit aan haar getwijfeld… en dat had ik wel moeten doen. Ik ging naar het park, ging op een bankje zitten en begon met een star gezicht naar de grond te kijken.
